Fragment 2 uit De boogschutter van Hirado

Mondo Ukibashi, de vader van Sakura, wil dat zijn dochter met een Hollander trouwt. Het meisje is gehoorzaam, en ze hoopt dat haar vader een aardige, jonge man voor haar heeft uitgekozen. Ze lopen naar de stenen trap. De VOC-kooplieden komen net naar beneden, Reyer loopt voorop :

"Doorlopen!", snauwde Mondo. "Stel je niet aan. Maak me niet te schande."

Maar die schande wás er al, dacht Sakura. Het hele dorp zag haar hier opgedirkt lopen, door de belangrijkste straat van Hirado. Iedereen zag wat ze ging doen.

"Netjes lopen," siste Mondo. "Zoals je moeder het je geleerd heeft. Kleine stapjes, je tenen naar binnen, je handen op je bovenbenen. Hoofd naar beneden. Kijk naar de grond."

"Ja, ja," zei Sakura, en ze strompelde verder over het hobbelige plaveisel.

"Opschieten. We wachten de Hollanders op bij de waterput," zei Mondo, die de rode parasol alvast opendeed. "Ik geloof dat ze de trap al af komen."

"Maar wie is het dan?" vroeg Sakura, die bijna struikelde.

"Ik wijs hem aan, en dan laat jij de waaier vallen, per ongeluk. Doe alsof je schrikt. De rest regel ik," zei Mondo. Het zweet stond op zijn voorhoofd.

Sakura's hart bonsde.

 

Reyer keek om. "Gaat het wel, koopman?" vroeg hij.

Koopman Wonderaer had een knalrood gezicht en hijgde alsof hij een uur had hardgelopen. "Ja jongen, maar doe rustig aan, anders kan ik je niet bijhouden."

Boven hen cirkelde een buizerd, langzaam, bijna stilstaand in de lucht, alsof de grote roofvogel wachtte op een prooi die zich uit zijn schuilplaats waagde.

Even later arriveerden ze onder aan de trap. Bij de waterput stonden zes Japanners die hen aanstaarden. Tussen hen in stond een meisje. Ze droeg een rode parasol.

Reyer had nog nooit zo"n mooi meisje gezien. Ze was lang en slank en ze had een smal gezicht, met hoge jukbeenderen. Het bruin van haar ogen was donker als de herfstnacht. Haar lippen waren rood en ze droeg een roze kimono. Haar ranke blote benen staken in halfhoge laarsjes, en haar ravenzwarte haar was opgebonden in een knotje dat glansde in de zon. Ze zag eruit als een sprookje. In haar hand hield ze een opengevouwen waaier.

Het meisje keek Reyer aan en ze lachte.

 

Sakura wist niet dat de Nederlanders zulke jonge mensen naar Japan stuurden. De jongen had geel haar, met krullen, en een vriendelijk, rond gezicht.

Haar hart ging zo tekeer dat ze zeker wist dat hij het kon horen.

Maar toen ze de jongen in de ogen keek verdween Sakura's angst, alsof alle spanningen van de afgelopen dagen van haar af gleden. Zijn ogen waren blauw - het diepe, donkere blauw van de zee als het heeft gestormd.

Het was een wonderlijk moment toen de jongen bleef staan en haar aankeek. Sakura zag zijn blik veranderen; ze zag hoe zacht de jongen werd en tegelijk hoe sterk hij was.

In zijn ogen zag ze hoe hij haar verdriet kon doen, en hoe hij haar gelukkig kon maken - en dat ten slotte alles goed zou komen.

Ze haalde diep adem en stapte naar voren om haar waaier te laten vallen.

Als een tang omsloot Mondo"s hand haar bovenarm. Met een ruk trok hij haar terug. "Nee!" snauwde hij. "Híj niet."

Geschrokken stapte ze achteruit.

De betovering brak.

Reyer zag de man die het meisje beetgreep. De samoerai met de kikkerogen!

De jongen liep een paar stappen door en voelde een kramp in zijn hart, alsof een touw strak om zijn borst werd getrokken. Hij bleef staan en keek om.

Mondo duwde Sakura naar voren, tot het meisje vlak voor de hijgende en puffende koopman Wonderaer stond.

Omdat het meisje als een zoutpilaar bleef staan - ze maakte niet eens een buiging - graaide Mondo de waaier uit haar hand en smeet hij deze vlak voor de koopman op de grond.

"Hém, hém moet je hebben," siste hij woedend tegen zijn dochter.

 

Lees verder in het boek!

 

  *  

Lees nog een fragment Heb je het eerste fragment al gelezen?