Desjima, een saaie en sjieke gevangenis
De uitkijkpost op Desjima: Nederlanders en Japanse vrouwen en kinderen kijken naar een VOC-schip in de Baai van Nagasaki. Het schip lost een schot om zijn komst aan te kondigen.
"Dit betekent het einde van ons in Hirado", zei VOC-opperhoofd Caron somber, terwijl hij naar de puinhopen staarde van wat een paar uur eerder nog een mooi groot handelshuis was.
"Wat gaat er dan gebeuren?" vroeg een van de kooplieden.
"Ik denk dat ze ons naar Nagasaki sturen," zei meneer Caron. "Daar hebben ze vlak voor de stad een eilandje gebouwd, een
soort gevangenis. Nu zitten de Portugezen er, maar als die straks het land uit zijn gegooid sturen ze ons erheen, wat ik je brom." (De boogschutter van Hirado, blz. 250/251).
Waaiervormig
Een paar maanden later was het zover. Na veertig jaar verliet de VOC Hirado. Op 12 juni 1641 verhuisden de Nederlanders naar dat waaiervormige eilandje voor de stad van Nagasaki
Desjima heette het, het was inderdaad een sjieke gevangenis - en de VOC zou er nog ruim tweehonderd jaar blijven zitten, tot 1859.
Toen de Nederlanders op Desjima arriveerden namen ze hun intrek in de zeven verlaten woonhuizen en acht pakhuizen die de Portugezen hadden achtergelaten. De shogun had alle Portugezen laten vermoorden of het land uitgejaagd, een lot dat de VOC-kooplieden ook steeds boven het hoofd hing als ze zich niet goed gedroegen.
Eiland niet verlaten
Het leven voor de Nederlanders veranderde totaal. Op Hirado had iedereen zich vrij kunnen bewegen, maar hier mochten de kooplieden geen voet buiten het kleine eilandje zetten.
Bij het kleine bruggetje naar het vasteland was een wachtpost gebouwd. Poortwachters controleerden iedereen die Desjima op- of af wilde. Rechts een kijkje in die wachtpost
Anderhalf voetbalveld
Desjima was ongeveer zo groot als anderhalf voetbalveld, en er mochten nooit meer dan twintig Nederlanders tegelijk wonen. In de winter en in het voorjaar woonden er nog minder, soms maar vier of vijf.
Pas als in augustus de VOC-schepen met handel en personeel uit Batavia arriveerden werd het drukker. Behalve de opperkoopman woonden er dan een tweede koopman, enkele onderkooplieden en een aantal assistenten, onder wie vaak ook een dokter .
Dwarskijkers
Tijdens die zomers werd de meegebrachte handel verkocht . Op het eiland werkten dan ook ongeveer 270 Japanners, onder wie 150 vertalers . De anderen waren brandwachten, bedienden, koks, dragers en poortwachters.
Wijkmeesters en dwarskijkers (spionnen) hielden alles in de gaten wat de Nederlanders deden. De Nederlandse vlag wapperde fier, maar de Japanners waren er de baas
Verveling
Voor de bemanningen van de VOC-schepen was het verschrikkelijk saai. Toen de schepen nog bij Hirado en Kawachi voor anker gingen konden ze de wal opgaan , dronken worden, Japanse meisjes versieren - hier mocht dat niet. Als de schepen bij Desjima aankwamen moesten de matrozen naar het eilandje. Ze sliepen in een eigen gebouw en ze verveelden zich dood, maandenlang. De schepen bleven al die tijd voor anker liggen, met Japanse soldaten aan boord als wachtposten .
Ze waren blij als in november en december de winden draaiden en de schepen weer naar Batavia vertrokken. De tweede koopman en de meeste onderkooplieden en assistenten gingen mee terug.
En dan brak op Desjima de lange, saaie winter weer aan.
Hofreis
De enige afwisseling in de winter kwam van het jaarlijkse bezoek aan de shogun, die in Edo (Tokio) woonde. Die reis was 1.500 kilometer lang en duurde heen en terug drie maanden
De Hollanders reisden in draagkoetsen. De kooplieden waren daar eigenlijk te lang voor. De mannen moesten zich opvouwen om er in te passen. Het zat erg ongemakkelijk!
Het kleine groepje Hollanders werd vergezeld door een menigte Japanse dragers, tolken, bedienden en trompetters (die allemaal betaald moesten worden, door de VOC natuurlijk).
Als het gezelschap ten slotte in Edo arriveerden namen de VOC-kooplieden hun intrek in herberg Nagasakiya, die elk jaar speciaal voor hen werd gereserveerd.
De Hollanders met hun grote neuzen en (soms) rood haar vormden een attractie in Edo. Buiten de herberg stonden vaak nieuwsgierige Japanners die probeerden naar binnen te kijken
Verlanglijst
De shogun diende van tevoren een verlanglijst in waarin precies stond welke geschenken de Hollanders voor hem moesten meebrengen. Bijvoorbeeld: drie Perzische hengsten niet ouder dan negen jaar (die kreeg hij niet).
Of: mooie honden die groter waren dan de mormels die in Japan rondliepen (die kreeg hij wel).
De shogun wilde ook altijd graag mooie kleding, klokken, muziekinstrumenten, brillen, atlassen, verrekijkers , medische boeken, schilderijen, tapijten, vreemde dieren (tijgers, leeuwen, giraffen, nijlpaarden, zelfs een olifant ), kanonnen en geweren.
Hij gaf de Nederlanders elk jaar precies hetzelfde terug: dertig kimono's van zijdebrokaat.
Meisjes
In Hirado waren veel Nederlanders voor even of voor altijd "getrouwd" met Japanse meisjes, zoals Sakura. Op Desjima mocht dat niet.
De enige vrouwen die op Desjima mochten komen waren prostituees uit Nagasaki. Zij werkten ook als hulp in de huishouding
Soms werden VOC-dienaren verliefd op zo'n prostituee. Het bekendste geval is dat van VOC-dokter Philip Siebold en het meisje Kusumoto Otaki . Hun dochter werd later de eerste vrouwelijke arts in Japan.
In Leiden staat het Siebold Huis, een museum dat gevuld is met bijzondere voorwerpen die dokter Siebold in Japan verzamelde. Toen de Japanners ontdekten dat de dokter ook Japanse landkaarten naar Nederland stuurde, vonden ze dat spionage en stuurden ze hem het land uit. Hij mocht nooit meer terugkomen.
Christelijk
De Japanners wisten inmiddels wel dat de Nederlanders christelijk waren. Alle bijbels en andere christelijke spulletjes, zoals kruisjes, moesten bij aankomst van de VOC-schepen worden ingeleverd.
Ook alle wapens en munitie werd in beslag genomen, en alle kanonnen moesten van boord. Pas als de VOC-schepen weer vertrokken werd alles teruggegeven (ook de bijbels).
In het hele tijdperk tot 1853 was Desjima het enige officiële punt van contact van het Japanse keizerrijk met de westerse wereld. In dat jaar dwongen de Amerikanen Japan het land te openen voor buitenlanders. Daardoor verloor Nederland haar bijzondere positie: iedereen mocht voortaan handel drijven met Japan.
Een Nederlandse roeiboot nadert het eilandje Desjima
OPMERKING: In twintigste eeuw zijn alle oude Portugese en Nederlandse gebouwen op Desjima afgebroken. Op die plaats werden fabriekjes en bedrijven gebouwd. De gemeente Nagasaki vond dat zonde, en daarom is nu alles weer herbouwd . Het voormalige eilandje (Desjima ligt nu midden in de stad) is een toeristische trekpleister geworden. Lees ook het artikel dat Rob over Nagasaki schreef voor een aantal Nederlandse kranten.
Meer weten?
Wil je meer weten? Bestudeer zelf de bronnen (boeken en artikelen), die schrijver Rob Ruggenberg over dit onderwerp heeft gelezen.
|