Batavia kon weinig zonder Japans zilver
Een rijke opperkoopman van de VOC in Batavia, met zijn gezin en bedienden
Er was maar één reden om naar dat gevaarlijke en ongezonde, kokendhete Oost-Indië te gaan: rijk worden, en wel zo snel mogelijk.
De VOC was een geweldig bedrijf, met een bijzondere organisatie - met harde hand geleid vanuit Batavia - en álles was gericht op winst maken. En dat lukte niet zonder Japans zilver.
Daarom waren opperhoofd François Caron en die andere VOC-kooplieden in Hirado, zoals Jeremias Wonderaer, zo belangrijk
Zij moesten voor zoveel mogelijk Japans zilver zorgen. Zonder dat zilver kon de VOC nergens in Azie handel drijven.
Dat kwam zo.
Enorm handelsnet
Vanuit Batavia bestuurde een gouverneur-generaal, bijgestaan door een Raad van Indië, een enorm handelsnet, dat zich uitstrekte van Kaap de Goede Hoop (Zuid-Afrika) langs de kusten van India, Thailand, Vietnam, Ceylon, Malakka, tientallen Oost-Indische eilanden, tot aan Hirado (later Desjima) in Japan .
Met tachtig kleinere VOC-schepen, zoals de Petten, werden uit die landen goederen naar Batavia gebracht. Daar werden die goederen in grote pakhuizen verzameld, en vervolgens naar andere Aziatische landen vervoerd om daar te worden verkocht.
In het oudste deel van Jakarta, bij de haven, kun je die vroegere pakhuizen en kantoren van de VOC nog goed herkennen
Een belangrijk deel van de VOC-handel speelde zich dus af binnen Azië. Maar hierbij had de VOC een probleem. Aziaten waren niet geïnteresseerd in Europese produkten. Ze wilden onze dikke wollen kleding niet, en onze kaas ook niet, en ook geen Delfts aardewerk, of Schiedamse jenever, of Franse wijn. Ze wilden alleen produkten uit andere Aziatische landen: ze wilden katoen, Chinees porselein, rijst, tin, sandelhout, thee, dierenhuiden.
Alleen zilver
En de landen die deze produkten konden leveren, zoals Ceylon, Timor, Java, Thailand en India, wilden als betaling alleen zilver, en soms ook goud .
De enige manier voor de VOC om aan zilver te komen was de handel met Japan. Daar werd met zilver betaald voor Chinese zijde. Dus moest de VOC eerst zijde uit China halen om dat dan voor veel zilver in Japan te verkopen. Maar de Chinese keizer verbood de Nederlanders de toegang tot zijn havens. Hij vond Nederlanders maar rare lui, echte barbaren. Daarom werkte de VOC samen met piraten als Ikuan om via de achterdeur toch toegang te krijgen tot de Chinese zijdehandel .
Dat lukte trouwens steeds beter. Op een gegeven moment bracht de VOC zoveel Chinese zijde naar Japan, dat de Japanners zonder zilver kwamen te zitten.
De Japanse zilvermijnen konden de vraag niet bijbenen. Elke zilveren munt die in Japan werd geslagen ging naar de VOC-kooplieden voor nóg meer mooie zijde. Iédereen wilde zijde
Dat was het moment dat de Japanse shogun beval dat gewone mensen geen zijde meer mochten dragen. Gelukkig voor de VOC werd dat bevel later weer versoepeld. Toen begonnen de Japanners ook met koper te betalen - daar maakte de VOC nog meer winst op dan met zilver!
Wat deed de VOC met die enorme winsten? Daar kochten de Nederlandse kooplieden vooral peper voor, en nootmuskaat en andere specerijen. Die werden vervolgens met de grote spiegelretourschepen naar Nederland gebracht. In Europa werd veel geld betaald voor die specerijen.
Batavia
In Batavia, de VOC-hoofdstad in Nederlands Oost-Indië, was het een drukte van belang. Als Reyer met zijn vader over de markt loopt, ziet de jongen daar een mengelmoes aan rassen
Jarenlang vormde de Chinese kooplieden en Chinese arbeiders de grootste bevolkingsgroep in Batavia.
Er waren ook veel slaven, die kwamen vooral uit India en Arakan (Birma), en later ook uit Bali en Celebes . Om opstanden te voorkomen mochten de VOC-kooplieden geen Javanen als slaven houden (in Japan mocht dat weer wel ).
In de tijd dat Reyer in Batavia rondloopt telde de stad ongeveer dertigduizend inwoners (nu negen miljoen). Batavia was echt Hollands opgezet, met grachten en vier grote kanalen. Maar omdat de omgeving moerassig is, kwamen er veel muggen voor en heerste er malaria. Daar gingen zoveel mensen aan dood dat de stad vaak Kerkhof van de Europeanen werd genoemd.
Ma-Tsu tempel
De grote Chinese wijk, waar Reyer voor het eerst Ikuan ontmoet, vlak bij een kleine Ma-Tsu tempel, bestaat nog steeds. Die wijk heet Glodok en maakt deel uit van Jakarta Kota, het oude Batavia-stad.
Ma-Tsu tempels vind je overal in de wereld, maar vooral in de havensteden in Azië. Chinese zeelieden gaan naar die tempels om de zwarte zeegodin om een veilige reis te vragen.
Net zoals meneer Wang dat in Kawachi deed voor Reyer, vlak voordat ze op pad gingen om Sakura te redden
Meer weten?
Wil je meer weten? Bestudeer zelf de bronnen (boeken en artikelen), die schrijver Rob Ruggenberg over dit onderwerp heeft gelezen.
|